De mudra’s komt men voornamelijk tegen bij de Thaise Boeddha’s, de Boeddha’s die gekenmerkt worden door de soort puntvormige hoofden.
Dharmachakra mudra.
Twee handen voor de borst met de wijsvingers en duimtoppen tegen elkaar gedrukt. Deze houding symboliseert het draaien (oftewel het in beweging zetten) van het Wiel van de Leer.
Bhumisparsha mudra.
Rechterhand omlaag met de vingers naar beneden en de handpalm naar het lichaam gekeerd. Deze houding symboliseert de ‘aanraking van de aarde’. De houding verwijst naar het moment dat de historische boeddha de verlichting bereikte en daarbij de Aarde als getuige aanriep.
Varada mudra.
Rechterhand omlaag, vingers naar beneden en de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is de handhouding van zegen en vrijgevigheid. Hij toont de historische Boeddha in zijn dagelijkse activiteiten van zegenen, vrijgevigheid en afstandelijkheid
Dhyana mudra.
Beide handen in elkaar gevouwen in de schoot. De houding van de meditatie. Zij toont de historische Boeddha in dagelijkse meditatie.
Abhaya mudra.
Rechterhand opgeheven tot de hoogte van de borst, met de handpalm naar buiten gekeerd. Dit is de handhouding van geruststelling. Hij hoort bij de historische Boeddha in zijn dagelijkse activiteit van geruststelling.
Vitarka mudra.
Rechterhand opgeheven, handpalm naar buiten gekeerd met duim en wijsvinger naar elkaar toe gebogen. Dit is de houding van redenering, onderwijzen en discussie. Gewoonlijk zie je die bij voorstellingen van de historische Boeddha in allerlei scènes van prediking.